e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoepelen hoepelen: hupələ (Nieuwenhagen), repen: rēpə (Nieuwenhagen) b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)] III-3-2
hoepelrok reeprok: reeprok (Nieuwenhagen) hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)] III-1-3
hoest hoest: hōs (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Zwartberg, Waterschei]) Hoest als gevolg van het mijnstof. [N 95, 964] II-5
hoesten hoesten: hooste (Nieuwenhagen, ... ) hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)] III-1-2
hogen verhogen: vərhūūëgə (Nieuwenhagen) de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] III-3-1
hok voor de beer berekot: bērǝkǫt (Nieuwenhagen) Soms gebruikt men, in aansluiting bij de benamingen voor het hok van de zeug, ook specifieke benamingen voor de hokken van de beer, de mestvarkens en de biggen. Deze laatste staan in de drie volgende lemma''s bijeen. [N 76, 41e] I-6
holpijp houwpijp: howpīp (Nieuwenhagen) Stalen staafje dat van onderen in een scherp gerand kokertje uitloopt. De holpijp wordt gebruikt om gaten te maken in dun plaatmateriaal. Men slaat er een plaatje van een bepaalde (vaak ronde) vorm mee uit. Zie ook afb. 135 en het lemma "holpijpje" in Wld II.10, pag. 30. Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig voor het maken van gaatjes in leer. [N 33, 326; N 64, 73] II-11
hom melk: WBD/WLD  millək (Nieuwenhagen), ziel: WBD/WLD  zĭĕjl (Nieuwenhagen) Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] III-4-2
hommel hommel: WBD/WLD  hōōməl (Nieuwenhagen) Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] III-4-2
homp brood homp: homp (Nieuwenhagen), knode weg: knaoë wék (Nieuwenhagen) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3