e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijsheiligen ijsheiligen: de iehs-hillige (Nieuwenhagen), īēshilligə (Nieuwenhagen) 12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)] III-3-3
ijsmuts ijsmuts: iesmutsj (Nieuwenhagen) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijspegel ijskegel: ieskegels (mv.) (Nieuwenhagen), ijspegel: iéspegels (mv.) (Nieuwenhagen), ijspin: iéspinne (mv.) (Nieuwenhagen) ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijver ijver: iēvər (Nieuwenhagen), vlijtigheid: vliēsighēēt (Nieuwenhagen) toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)] III-1-4
ijverig ijverig: iēvərig (Nieuwenhagen), vlijtig: vliēsig (Nieuwenhagen) met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: iezel (Nieuwenhagen), iézel (Nieuwenhagen) ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: iezelen (Nieuwenhagen), iézele (Nieuwenhagen) ijzelen [N 22 (1963)] III-4-4
ijzen schuiveren: sjōēvərə (Nieuwenhagen) vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzeren gaffel, oogstgaffel schudgaffel: šøt˲gāfǝl (Nieuwenhagen) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
illustratie beeldje: beltjə (Nieuwenhagen), plaatje: plÚətjə (Nieuwenhagen) een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)] III-3-1