21336 |
juffrouw |
juffrouw:
juffrouw (Q117p Nieuwenhagen)
|
hoe spreekt u een ongetrouwde vrouw aan? [juffer, juffrouw, juf, uffrouw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17607 |
jukbeen |
jukbeen:
jukbēē (Q117p Nieuwenhagen)
|
Jukbeen: het wangbeen onder het oog (koon). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18707 |
jumper |
vest:
wes (Q117p Nieuwenhagen)
|
jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18192 |
jurk |
kleed:
kleed (Q117p Nieuwenhagen)
|
jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
saus:
saus (Q117p Nieuwenhagen)
|
Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18232 |
juweel |
edelsteen:
ēēdəlstjēē (Q117p Nieuwenhagen),
juweel:
juwēēl (Q117p Nieuwenhagen)
|
een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kāk (Q117p Nieuwenhagen),
kits:
B.v. ig houw oug in de kits.
kìtš (Q117p Nieuwenhagen)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
kaak:
kake (Q117p Nieuwenhagen)
|
kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17604 |
kaakgestel |
kakement:
kāākəmént (Q117p Nieuwenhagen)
|
kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17743 |
kaal (zijn), kaal hoofd |
kale knikker:
kale knikker (Q117p Nieuwenhagen),
kletskop:
kletsjkop (Q117p Nieuwenhagen),
naakse vot:
naksjevot (Q117p Nieuwenhagen),
platengieles:
plattegilles (Q117p Nieuwenhagen),
platenkop:
platekop (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen),
volle maan:
volle maon (Q117p Nieuwenhagen),
zonnebloem:
zonneblom (Q117p Nieuwenhagen)
|
kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)]
III-1-1
|