e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ladder dakledder: dāklɛdǝr (Nieuwenhagen), schuifledder: šȳflɛdǝr (Nieuwenhagen) De eenvoudigste uitvoering van de ladder bestaat uit twee ladderbomen die door middel van de sporten met elkaar zijn verbonden. De ladder kan van hout of aluminium zijn vervaardigd. De schuifladder bestaat uit twee of drie delen, die op de gewenste hoogte kunnen worden uitgeschoven. De secties steunen met metalen haken op elkaars sporten. Het uitschuiven van de delen gebeurt bij aluminium ladders met de hand, de delen van zwaardere houten ladders worden met behulp van een touw omhooggehesen. Zie ook het lemma "schuifladder" in Wld ii.9, pag. 206. [N 64, 89] II-11
lader laadjong: lānjoŋ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale]) De persoon die op de laadpunten de kolen in de mijnwagens laadt door het openen en sluiten van de laadbak. Indien aanwezig, bedient hij ook de wagentrekker of de lier waarmee de wagens verplaatst kunnen worden. [N 95, 141; monogr.; Vwo 229; Vwo 236; Vwo 461; Vwo 465; Vwo 666] II-5
lage kaart(en) lage, een ~: lēͅəg (Nieuwenhagen), luie, een ~: løͅy (Nieuwenhagen) Een kaart of kaarten die niet meetellen in het spel [bleuze, blanks, blanche]. [N 88 (1982)] III-3-2
lam lam: lamp (Nieuwenhagen), lām (Nieuwenhagen), lammetje: lɛmkǝ (Nieuwenhagen), schaapje: šøǝpkǝ (Nieuwenhagen) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lammeren lammen: lamǝ (Nieuwenhagen) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lammetjespap boekweitspap: bookespap (Nieuwenhagen) Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
lampekabel lampesnoer: lampǝšnōr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Eisden]) De kabel die de verbinding vormt tussen enerzijds de accu en anderzijds de lamp die op de mijnpet of -helm van de mijnwerker is bevestigd. [N 95, 257] II-5
lampenkamer lampenboede: lampǝbūt (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]) De ruimte waar men de mijnlampen onderhoudt en indien nodig repareert. [N 95, 241; monogr.; Vwo 467; Vwo 468] II-5
lampenpit wiek: wēk (Nieuwenhagen) lampenpit [Roukens 14 (1937)] III-2-1
landauer landauer: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  làndauər (Nieuwenhagen) een vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijke beweegbare voor- en achterkap [landauer] [N 90 (1982)] III-3-1