e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leihaak leihaak: lęjhǭǝk (Nieuwenhagen) Gegalvaniseerde of koperen haak waarin een lei wordt gehangen. Zie ook afb. 80. [N 64, 156f] II-9
leihamer leidekkershamer: lęjdękǝrshāmǝr (Nieuwenhagen) Werktuig gebruikt bij het dekken van leien daken. De kop van de leihamer heeft aan één kant een rond uiteinde en aan de andere kant een scherpe punt om spijkergaten in de leien te kunnen slaan. Zie ook afb. 81. [N 64, 158a] II-9
lekkerbek fijnproever: feinsjmekker (Nieuwenhagen), lekkerbek: lekkerbek (Nieuwenhagen), lekkertand: lèkkertànk (Nieuwenhagen), smuller: sjmöller  sjmuller (Nieuwenhagen), smulpaap: sjmulpāāp (Nieuwenhagen) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lemen knikker kanneknots: kanəknots (Nieuwenhagen) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] III-3-2
lende lende: leenge (Nieuwenhagen), lèène (Nieuwenhagen) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
lenig gelenkig (du.): geleukig (Nieuwenhagen), gewandt (du.): gewand (Nieuwenhagen) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lens zijn droog zijn: drȳx˲zīǝ (Nieuwenhagen) Gezegd van een pomp die geen water meer geeft. Volgens het Sittards woordenboek (pag. 322) kon dit worden veroorzaakt doordat de klep in de pompzuiger niet goed functioneerde. Daardoor liep het water terug in de pompput en zoog men bij het pompen lucht. Door water in de pomp te gieten, dreef men de lucht onder de zuiger weg en ontstond er een gesloten waterkolom in het pomphuis. [N 64, 135c; N 66, 51c; monogr.] II-11
lepe, doortrapte kerel fijne, een -: fĭĕngə (Nieuwenhagen), lage, een -: lééëgə (Nieuwenhagen) een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] III-1-4
lepel lepel: leëpel (Nieuwenhagen) lepel [DC 35 (1963)] III-2-1
leraar leraar: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  liēërāār (Nieuwenhagen) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1