e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meester-opzichter vaarstijger: vārštīgǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]) Op elke verdieping is een chef-opzichter of meester-opzichter aangesteld. Hij voert het bevel over de opzichters. [N 95, 127; monogr.; N 95, add.; Vwo 235] II-5
meesterhouwer meesterhouwer: mēstǝrhø̜jǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale]) Leider van een groepje arbeiders. Hij heeft veelal het toezicht over de nachtdienst. Volgens de informant van Q 15 kon de meesterhouwer toegevoegd worden aan een opzichter in de afdeling. Hij was dan meesterhouwer-hulpopzichter. Ook een vervoersregelaar-telefonist kon een meesterhouwer zijn. Zie ook het lemma Regelaar Vervoer. [N 95, 149a; monogr.; div.] II-5
meesterknecht meestergezel: mēstǝrgǝzɛl (Nieuwenhagen) Hoofd van de loodgietersknechten en gezellen in een loodgieterswerkplaats. [N 64, 161e] II-11
meetje steken centen steken: seͅntə sjtekə (Nieuwenhagen) Het spel waarbij men centen werpt in een bepaald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken]. [N 88 (1982)] III-3-2
mei mei: meͅi (Nieuwenhagen) De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)] III-3-2
meiboom mei: meͅi (Nieuwenhagen), męj (Nieuwenhagen), meiboom: meͅibōm (Nieuwenhagen) De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.] II-9, III-3-2
meid, dienstmeid dienstmeidje: dēnsmɛtjǝ (Nieuwenhagen), maagd: māt (Nieuwenhagen) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meikever meikever: meikèver (Nieuwenhagen), mɛi̯ke:vər (Nieuwenhagen), WBD/WLD  meikaevər (Nieuwenhagen) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [Roukens 03 (1937)] || meikever, algemeen [DC 18 (1950)] III-4-2
meikoningin meikoningin: meͅikynegen (Nieuwenhagen) Het gebruik om op 30 april of een dag in mei een meisje tot koningin of een jongen tot koning te kiezen [meikoningin]. [N 88 (1982)] III-3-2
meineed valse eed: inne valsje eed (Nieuwenhagen, ... ), inne vàlsje ieëd (Nieuwenhagen, ... ) een valse eed, meineed [N 96D (1989)] III-3-1