20309 |
meisje |
meidje:
meëdje (Q117p Nieuwenhagen)
|
meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
meidje:
māēëtjə (Q117p Nieuwenhagen),
meëdje (Q117p Nieuwenhagen),
vrouw:
vrŏŭw (Q117p Nieuwenhagen),
vrouwtje:
vrŭjkə (Q117p Nieuwenhagen)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
bruid:
brōēt (Q117p Nieuwenhagen),
meidje:
meëdje (Q117p Nieuwenhagen),
verloofde:
vərloofdə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] || verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
34454 |
mekkeren |
mekkeren:
mɛkǝrǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.]
I-12
|
18125 |
melaatsheid |
lepra:
lēēpra (Q117p Nieuwenhagen)
|
Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lazerij). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20970 |
melig |
melig:
WBD/WLD
maelig (Q117p Nieuwenhagen),
meelig (Q117p Nieuwenhagen)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
34237 |
melk |
melk:
melk (Q117p Nieuwenhagen),
męlǝk (Q117p Nieuwenhagen),
mɛlk (Q117p Nieuwenhagen)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləgbu.ər (Q117p Nieuwenhagen)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
34346 |
melkgift van de zeug |
zog:
zox (Q117p Nieuwenhagen)
|
[N 19, 20]
I-12
|
34386 |
melkschaap |
melkschaap:
melǝkšǭp (Q117p Nieuwenhagen)
|
Schaap van een ras dat vooral goed is voor de melk. [N 77, 1f; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|