e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meisje meidje: meëdje (Nieuwenhagen) meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)] III-2-2
meisje met wie een jongen verkering heeft meidje: māēëtjə (Nieuwenhagen), meëdje (Nieuwenhagen), vrouw: vrŏŭw (Nieuwenhagen), vrouwtje: vrŭjkə (Nieuwenhagen) het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)] III-2-2
meisje met wie men verloofd is bruid: brōēt (Nieuwenhagen), meidje: meëdje (Nieuwenhagen), verloofde: vərloofdə (Nieuwenhagen) Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] || verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2
mekkeren mekkeren: mɛkǝrǝ (Nieuwenhagen) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12
melaatsheid lepra: lēēpra (Nieuwenhagen) Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lazerij). [N 84 (1981)] III-1-2
melig melig: WBD/WLD  maelig (Nieuwenhagen), meelig (Nieuwenhagen) Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] III-2-3
melk melk: melk (Nieuwenhagen), męlǝk (Nieuwenhagen), mɛlk (Nieuwenhagen) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melkboer melkboer: mɛləgbu.ər (Nieuwenhagen) melkboer [RND] III-3-1
melkgift van de zeug zog: zox (Nieuwenhagen) [N 19, 20] I-12
melkschaap melkschaap: melǝkšǭp (Nieuwenhagen) Schaap van een ras dat vooral goed is voor de melk. [N 77, 1f; JG 1a, 1b; monogr.] I-12