20434 |
begrafenismaal |
begrafenis-caf:
begrāāfeniskaffe (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen),
caf-dis:
dr kaffedusj (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
bəgrāāvə (Q117p Nieuwenhagen),
onder de aarde brengen:
ōōngə də ēēët brīngə (Q117p Nieuwenhagen)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
bəgrīēpə (Q117p Nieuwenhagen),
kennen:
kinnə (Q117p Nieuwenhagen),
snappen:
sjnáppə (Q117p Nieuwenhagen),
verstaan:
vərsjtaoë (Q117p Nieuwenhagen)
|
met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
bəgrĭpp (Q117p Nieuwenhagen),
benul:
bənūl (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen),
besef:
bəséf (Q117p Nieuwenhagen),
verstand:
vərsjtànk (Q117p Nieuwenhagen)
|
een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22669 |
beiaard |
klokkenspel:
kloͅkəsjpeͅl (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22906 |
beieren |
beieren:
de klokke beijere (Q117p Nieuwenhagen),
luiden:
de klokke loewe (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24301 |
bek |
muil:
WBD/WLD
moeël (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21775 |
bekakt praten |
bezeikt kallen:
bezikt kalle (Q117p Nieuwenhagen),
hoog kallen:
hoeëg kalle (Q117p Nieuwenhagen),
uit de hoogte kallen:
oeët g’n huegde kalle (Q117p Nieuwenhagen)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21777 |
bekakte praat |
kak:
kàk (Q117p Nieuwenhagen),
stronts:
sjtrŏnks (Q117p Nieuwenhagen)
|
taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19324 |
bekakte praat /bekakt praten |
bezeikt kallen:
bezikt kalle (Q117p Nieuwenhagen),
hoog kallen:
hoeëg kalle (Q117p Nieuwenhagen),
kak:
kàk (Q117p Nieuwenhagen),
strunz:
sjtrŏnks (Q117p Nieuwenhagen),
uit de hoogte kallen:
oeët g’n huegde kalle (Q117p Nieuwenhagen)
|
bekakt praten [N 102 (1998)] || taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-1-4
|