31434 |
metaalbeugelzaag |
ijzerzeeg:
īzǝrzē̜x (Q117p Nieuwenhagen),
loodzeeg:
lū.t˲zē̜x (Q117p Nieuwenhagen)
|
Handzaag voor metaal waarbij het blad in een ijzeren beugel is gespannen. Zie ook afb. 136. [N 33, 250; N 33, 330; N 53, 10; N 64, 2a-b; monogr.]
II-11
|
31394 |
metaalrasp, tinvijl |
raspvijl:
rasp˲vīl (Q117p Nieuwenhagen)
|
Vijl met enkele vijlkap voor het bewerken van (zachte) metalen. Het blad van de metaalrasp kan verschillende vormen hebben zoals plat en recht óf plat en boogvormig. Zie ook afb. 109. De metaalrasp wordt ook wel met de termen tinvijl, loodvijl en zinkvijl aangeduid (vgl. Van Houcke, pag. 817, s.v. vijl). [N 33, 98; N 64, 53e-f; N 66, 21d]
II-11
|
28067 |
meterstok |
vaarstok:
vārštǫk (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Maurits])
|
Gereedschap van de opzichter. Soort stok van 1 m lengte met als handgreep een klein houweeltje waarvan de ene kant scherp was en waarvan de andere kant een hamertje vormde. In lage pijlers hadden meester-opzichters soms een stokje van 0.5 meter. Met de meterstok kon men in steenwerk vooral direct de afstand tussen de ondersteuningen nameten, bouten aanslaan of vastzetten en losse stenen aankloppen of wegtrekken, aldus de informant van Q 15. [N 95, 129; monogr.]
II-5
|
29920 |
metselaar |
metselaar:
mętsǝlēǝr (Q117p Nieuwenhagen),
muurder:
mȳrdǝr (Q117p Nieuwenhagen)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
20513 |
metworst |
cervelaat:
sérvelāāt (Q117p Nieuwenhagen),
metworst:
métwōēësj (Q117p Nieuwenhagen),
plokworst:
blókwōēësj (Q117p Nieuwenhagen),
snijworst:
sjniewōēësj (Q117p Nieuwenhagen)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
mádám (Q117p Nieuwenhagen),
mevrouw:
məvrouw (Q117p Nieuwenhagen),
vrouw:
vrouw X (Q117p Nieuwenhagen)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
mauwen:
WBD/WLD
mauwə (Q117p Nieuwenhagen),
miauwen:
WBD/WLD
miejauwə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
31353 |
micrometer |
micrometer:
mikromētǝr (Q117p Nieuwenhagen)
|
Werktuig om zeer kleine maten op te meten. De micrometer bestaat uit een beugel met een zgn. aambeeld (het aanslagpunt), een schroefspil die het te meten werkstuk tegen het aambeeld inklemt en een draaibare meettrommel. Er bestaan ook elektronische uitvoeringen van dit toestel. Zie ook afb. 87. [N 64, 83a]
II-11
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
midig (Q117p Nieuwenhagen)
|
middag [RND]
III-4-4
|
27612 |
middagdienst, late dienst |
late schicht:
lātǝ šix (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale]),
middagschicht:
medexšix (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Maurits])
|
De werktijd van ''s middags 2 uur tot ''s avonds 10uur. Volgens Defoin (pag. 209) wordt de namiddagdienst in de pijlers waar de kolenwinning tijdens de morgendienst geschiedt, besteed aan het verplaatsen van de installaties en de nachtdienst aan de dakbreuk. In die waar de kolenwinning tijdens de namiddagdienst geschiedt, verricht men de verplaatsing van de installaties in de nachtdienst en de dakbreuk in de volgende morgendienst. Voor de middagdienst had men, volgens de informant van Q 15, een driekantige penning. Zie ook het lemma Controlepenning. [N 95, 117; monogr.; Vwo 509; Vwo 510; Vwo 807]
II-5
|