e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mijnwerkershuis kuilhuis: kulhūs (Nieuwenhagen  [(Emma / Hendrik / Oranje-Nassau II)]   [Laura, Julia]) [N 95, 41a; N 95, 41b] II-5
mijnwerkerskolonie kolonie: kōlǝni (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]) Wijk of deel van een wijk bestaande uit eenvoudige mijnwerkerswoningen. Volgens de informant uit Q 15 kwam de "kolonie" in Nederlands Limburg in de Westelijke Mijnstreek slechts sporadisch voor; hem was alleen Geleen-Lindenheuvel bekend. Bij het uitspreken van kolonie valt de klemtoon op de laatste lettergreep. Een aantal woordtypen duidt op bepaalde woonwijken met name in de Oostelijke Mijnstreek in Nederlands Limburg. [N 95, 41c; Vwo 244; Vwo 803; monogr.] II-5
mik kulletje: kylkə (Nieuwenhagen), witsje: witskə (Nieuwenhagen) Een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik]. [N 88 (1982)] III-3-2
mikken aanleggen: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  (genau) āāléggə (Nieuwenhagen), mikken: mîkə (Nieuwenhagen), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  (genau) mikkə (Nieuwenhagen) lonken (mikken) [RND] || scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)] III-3-1, III-3-2
millimeter, maat, 1000ste deel van een meter millimeter: miĕləmēētər (Nieuwenhagen) het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)] III-4-4
min, voedster am: cf. VD s.v. "am", "amme"(gew.) min, zoogmoeder; cf. VD (D.-N.) s.v. "Amme"0.1 voedster (zoogvrouw, zoogster, min)  àm (Nieuwenhagen) voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 86 (1981)] III-2-2
minderen afzetten: āāfzèttə (Nieuwenhagen) Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? (minderen, afzetten) [N 104 (2000)] III-1-3
minnaar liebhaber (du.): līēbhāābər (Nieuwenhagen), vrijer: vrĭjjər (Nieuwenhagen) minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 86 (1981)] III-2-2
minnares concubine: kŏngkebieng (Nieuwenhagen, ... ), flos: ing flōēs (Nieuwenhagen, ... ) een concubine, bijzit, bijwijf [N 96D (1989)] III-2-2
mirakel mirakel (<fr.): mieraakel (Nieuwenhagen), wonder: ee wónger (Nieuwenhagen), wónder (Nieuwenhagen) Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)] III-3-3