e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
morgengebed morgengebed: mörgegebèt (Nieuwenhagen), t mörge gebed (Nieuwenhagen) Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
morsen knutsen: knōēëtsjə (Nieuwenhagen) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
motor moter: motər (Nieuwenhagen) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen motregen: motrean (Nieuwenhagen), smiesregen: schmiesréén (Nieuwenhagen), zouwel: zauwel (Nieuwenhagen) motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4
motregenen, licht regenen druppelen: drŭŭpələ (Nieuwenhagen), sprenkelen: sjprènkələ (Nieuwenhagen), sprinkelen: sjprinkələ (Nieuwenhagen), zouwelen: te zauwele (Nieuwenhagen), zauwelen (Nieuwenhagen, ... ) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
mouwschort mouwenscholk: moewenscholluk (Nieuwenhagen) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
mug mug: mük (Nieuwenhagen) steekmug [DC 18 (1950)] III-4-2
muik muik: moeëk (Nieuwenhagen) mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)] III-2-3
muilpeer kaakslag: kāāksjlāāg (Nieuwenhagen) Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)] III-1-2
muis muis: mōēs (Nieuwenhagen) muis [DC 35 (1963)] III-4-2