e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raspen raspen: ràspe (Nieuwenhagen, ... ), rijven: rīēve (Nieuwenhagen, ... ) raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] III-2-1, III-2-3
ratel van witte donderdag klepper: de kleppere (Nieuwenhagen), ratel: rāātəl (Nieuwenhagen) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3
rauw groen: greun (Nieuwenhagen), rauw: rouw (Nieuwenhagen), rūūë (Nieuwenhagen) rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)] III-2-3
ravotten rammelen: ramələ (Nieuwenhagen), zex ramələ (Nieuwenhagen), ravotten: ravoͅtə (Nieuwenhagen) Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
rawlplugbeitel rawlplug: rǫwpløx (Nieuwenhagen) Ronde beitel waarmee het gaatje voor een rawlplug wordt gemaakt. Zie ook afb. 4. De beitel wordt tijdens het slaan steeds een weinig gedraaid. Rawlplugs bestaan uit een stijf pennetje van hennep en jute en worden gebruikt bij het bevestigen van voorwerpen aan muren die uit een harde steensoort zijn opgetrokken. [N 64, 71; N 53, 43b] II-11
razen en tieren razen: raozə (Nieuwenhagen), tekeergaan: təkīēr gao (Nieuwenhagen) luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)] III-1-4
razend van woede razend: raosənt (Nieuwenhagen), razentig: raosətig (Nieuwenhagen) razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)] III-1-4
rechte, vormeloze benen kachelspijpen: kachelspiepe (Nieuwenhagen), olifantspoten: oalefants púút (Nieuwenhagen), stokkenbenen: sjtekke bing (Nieuwenhagen) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1
rechthamer vlakke hamer: vlakǝ hāmǝr (Nieuwenhagen) Hamer met één of twee vlakke koppen die dient om bulten en andere ongelijkheden uit plaatmateriaal te verwijderen. "De eerste bewerking, welke het blik ondergaat, wanneer daaruit door buigen of drijven eenig voorwerp vervaardigd worden moet, is in het algemeen het spannen, gelijktrekken, dresseeren of richten (...), hetgeen op den richt-stok door middel van den richt-hamer geschiedt..." (Kuyper, pag. 365). Zie ook afb. 152. [N 64, 39b] II-11
rechtop recht staand: règstaoënt (Nieuwenhagen) rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)] III-4-4