e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rechtse schaar rechtse scheer: rɛxsǝ šīǝr (Nieuwenhagen) In het algemeen een schaar die door de stand van bekken en benen geschikt is voor het gebruik in de rechterhand. [N 64, 3b; N 66, 4b] II-11
rechtspreken rechtspreken: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  règsjprééëkə (Nieuwenhagen) rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)] III-3-1
rechtstaande oren fikoren: fiek oere (Nieuwenhagen), laporen: lapajŏĕre (Nieuwenhagen), moesbladeren: moosblaar (Nieuwenhagen) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtvaardig gerechtig: gərēgtig (Nieuwenhagen), recht: règ (Nieuwenhagen), richtig (du.): rĭchtĭg (Nieuwenhagen) handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)] III-1-4
rector kloosteroverste: inne klōēësterēūëvesjte (Nieuwenhagen), rector (lat.): inne rektor (Nieuwenhagen) Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)] III-3-3
reeks, rij rij: rĭj (Nieuwenhagen) een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] III-4-4
regen (alg.) regen: rean (Nieuwenhagen), réén (Nieuwenhagen) regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: der reanboag (Nieuwenhagen), (komt mooi weer)  régenboag (Nieuwenhagen) regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje schuiltje: sjuulke (Nieuwenhagen), zouwelen: ⁄t zauwelt (Nieuwenhagen) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenen (alg.) plonsen: ploensje (Nieuwenhagen), regenen: reanen (Nieuwenhagen), rééne (Nieuwenhagen) regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4