33231 |
rode biet |
rode kroot:
rūǝ krūǝt (Q117p Nieuwenhagen)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24508 |
rode bosbes |
rode worbel:
WBD/WLD
rōēë wŏrbəl (Q117p Nieuwenhagen)
|
De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21733 |
roede |
gats?:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
gàts (Q117p Nieuwenhagen),
roe(de):
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
rŏw (Q117p Nieuwenhagen)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25314 |
roede, maat van 14 m2 |
roede:
rŏŏw (Q117p Nieuwenhagen)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30544 |
roef |
roef:
ruf (Q117p Nieuwenhagen)
|
Bij de constructie van een zinken dak de strook zink die over de roeflat wordt gewerkt en waarin de opstaande kanten van het dakzink worden opgesloten. Zie ook afb. 85b. [N 64, 150c]
II-9
|
30543 |
roeflat |
roeflat:
ruflat (Q117p Nieuwenhagen)
|
Zwaluwstaartvormige lat waarop de roef wordt vastgezet. Zie ook afb. 85a. [N 64, 150b]
II-9
|
21183 |
roeien |
roeien:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
rŏĕjə (Q117p Nieuwenhagen)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21184 |
roeispaan |
riem:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
rēēm (Q117p Nieuwenhagen),
spaan:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
sjpāān (Q117p Nieuwenhagen)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
piele, wiele, wiele, wiele:
pilǝ, wilǝ, wilǝ, wilǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
jiep, jiep, jiep:
jip, jip, jip (Q117p Nieuwenhagen)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|