32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
22443 |
rommelpot |
rommelpot:
roͅməlpoͅt (Q117p Nieuwenhagen)
|
De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33473 |
rond gat boven in de schuurgevel |
lochtlok:
loflǭǝk (Q117p Nieuwenhagen)
|
Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153]
I-6
|
20705 |
rond wittebrood |
ronde weg:
ronge weck (Q117p Nieuwenhagen)
|
Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
27525 |
rondleiding |
hoog bezoek rondleiden:
hūǝx bǝzø̄k roŋklęjǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Rondleiding van met name hoogwaardigheidsbekleders door het boven- en ondergrondse gedeelte van de mijn. [N 95, 997; monogr.]
II-5
|
21198 |
rondreizen, pendelen |
rondreizen:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
rŏnkrēēzə (Q117p Nieuwenhagen)
|
rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
jatsen:
jatse (Q117p Nieuwenhagen)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
31524 |
rondstok |
soldeerhout:
sǫldērhōt (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een ronde stok die wordt gebruikt bij het solderen van buizen. De uiteinden van de rondstok rusten daarbij in twee blokken hout die aan één zijde V-vormig zijn ingezaagd. De te solderen buis wordt over de rondstok geschoven en met ringen vastgezet. Vervolgens kan de soldeernaad worden aangebracht. Zie ook afb. 194. [N 64, 21a]
II-11
|
23851 |
rondtrekken van de processie |
bronken:
brónkə (Q117p Nieuwenhagen),
uittrekken:
de brónk trukt (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34597 |
rongblokken |
romblokken:
(enkelv)
romblǫk (Q117p Nieuwenhagen)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|