25228 |
tocht, zuiging van lucht |
trek:
trèk (Q117p Nieuwenhagen)
|
tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24255 |
tochtig |
bokkig:
bokex (Q117p Nieuwenhagen),
bokkig (Q117p Nieuwenhagen),
bǫkǝx (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen),
parig:
pāārig (Q117p Nieuwenhagen),
spelig:
spēlex (Q117p Nieuwenhagen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] || tochtig, verlangend naar de paring, gezegd van vogels (parig) [N 83 (1981)]
I-11, I-12, III-4-1
|
33652 |
toegang tot akker |
invaart:
evǭt (Q117p Nieuwenhagen),
opvaart:
ǫp˲vāt (Q117p Nieuwenhagen)
|
[N 11, 8]
I-8
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
éntrēē (Q117p Nieuwenhagen)
|
de prijs die men moet betalen om ergens binnen te komen [entree, inkom, inkomgeld, inkomprijs] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33592 |
toekruid, algemeen |
kruid:
WBD/WLD
krōēët (Q117p Nieuwenhagen)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
I-7
|
22547 |
toepen (kaartspel) |
toepen:
tupə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21438 |
toeslag |
beugelgeld:
vgl. WBD III, 3.1 (pag. 112): beugelgeld: Oudenbosch en Eindhoven.
būūëgəlgélt (Q117p Nieuwenhagen),
toeslag:
tŏwsjlāāg (Q117p Nieuwenhagen)
|
het geld wat men voor kosten boven de koopprijs moet betalen op een veiling [onraad, ongeld, kavelgeld, herengeld, beugelgeld, toeslag] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19261 |
toestemming |
toestemming:
tŏwsjtumming (Q117p Nieuwenhagen),
verlof:
vərlŏf (Q117p Nieuwenhagen)
|
goedkeuring om iets te mogen doen [toestemming, konsent] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28234 |
toevoergalerij |
houtbaan:
hōtbān (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Galerij die in hoofdzaak wordt gebruikt voor de aanvoer van materiaal. De woordtypen "kopstrek" (Q 117a, 121c), "kopvoie" (K 361), "kopgalerij" (L 417), "kop" (Q 12) en "kopbouveau" (L 286) duiden erop dat de toevoergalerij zich aan het boveneinde van de pijler bevindt. Het woordtype "H.T." (L 265, Q 33) is een afkorting voor "houttoevoer". [N 95, 373; monogr.; N 95, 280 add.]
II-5
|
31334 |
toiletmoertang |
wastafeltang:
wɛ̄štǭfǝltaŋ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Speciale tang die dient voor het aandraaien van de sluitmoeren waarmee een kraan in een wastafel wordt vastgezet. Zie ook afb. 67. [N 33, 181; N 64, 46]
II-11
|