e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitgieten schudden: sjūddə (Nieuwenhagen), uitschudden: oetsjŭddə (Nieuwenhagen) een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)] III-4-4
uitglijden uitrutschen (<du.): oetroetsche (Nieuwenhagen), oetroetsje (Nieuwenhagen) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithoren uithoren: ōēthūūërə (Nieuwenhagen), uitvragen: ōētvrāōgə (Nieuwenhagen) door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)] III-3-1
uitleg uitleg: ōētlèg (Nieuwenhagen), verklaring: vərklaoring (Nieuwenhagen) het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] III-3-1
uitleggen uitereenleggen: ōēdəreelèGGe (Nieuwenhagen), uitleggen: ōētlèGGə (Nieuwenhagen), verduitsen: vərdŭŭtsjə (Nieuwenhagen) duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] III-3-1
uitlooppijpje uitlooppijpje: ūtlōppīpkǝ (Nieuwenhagen) Zinken of loden pijpje in een stenen waterspuier. [N 64, 149g] II-9
uitneembaar frontje frontje: frontje (Nieuwenhagen), vestje: vesche (Nieuwenhagen) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitnodigen einladen (du.): ĭlāānə (Nieuwenhagen), uitnodigen: ōētnŭŭëdigə (Nieuwenhagen) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitschelden uitgodveren: ōētgòtvərə (Nieuwenhagen), uitschelden: ōētsjéélə (Nieuwenhagen) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] III-3-1
uitslaan uitslaan: ūtšlǭǝ (Nieuwenhagen) Een onderdeel van een werkstuk in volle grootte op papier uittekenen. Zie ook het lemma "uitslaan" in Wld II.9, pag. 103. [N 64, 91; N 66, 27] II-11