id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
28819 | voering, voeringstof | voer: vōr (Nieuwenhagen) | Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.] II-7 |
28326 | voerman | paardsjong: pę̄ǝtsjoŋ (Nieuwenhagen [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)] [Emma]) | De man die bij het ondergronds kolentransport de paarden leidde. [N 95, 936; N 95, 937] II-5 |
21134 | voertuig | kar: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft! kāār (Nieuwenhagen), wagen: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft! wāān (Nieuwenhagen) | de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)] III-3-1 |
17777 | voet | voet: voot (Nieuwenhagen), vōt (Nieuwenhagen) | Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] III-1-1 |
17799 | voet (alternatieve benamingen) | knook: knoak (Nieuwenhagen), poot: poeətə (Nieuwenhagen), poĕt (Nieuwenhagen) | Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] III-1-1 |
27996 | voet van de pijler | pijlervoet: [pijler]vōt (Nieuwenhagen [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)] [Maurits]) | Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279] II-5 |
25309 | voet, maat van 0,28 m | voet: vōōt (Nieuwenhagen) | de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)] III-4-4 |
19812 | voetenbankje | voetbankje: vootbènsjke (Nieuwenhagen), voetenbankje: t vootebenksjke (Nieuwenhagen) | Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
21199 | voetganger | voetganger: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft! vōōtgèngər (Nieuwenhagen) | een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)] III-3-1 |
23604 | voetgebeden | confiteor (lat.): dr confiteor (Nieuwenhagen), voetgebeden: t vōōtgəbèt, mv. də vōōtgəbééëdə (Nieuwenhagen) | De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)] III-3-3 |