e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
collecteren rondgaan: rŏŏnkgòaə (Nieuwenhagen), rónkgoa (Nieuwenhagen) Met de schaal of het kerkezakje rondgaan in de kerk [róndgooën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
collecteschaal schaal: de sjaal (Nieuwenhagen), de sjoal (Nieuwenhagen), de sjōāl (Nieuwenhagen), telder: dr telder (Nieuwenhagen) De schaal, het bord waarmee in dat geval gecollecteerd werd [schaol, sjaal, telder, klaaterschoeëtel?] . [N 96B (1989)] III-3-3
collectezakje klingelsbuidel: dr klingelsbuul (Nieuwenhagen), klíngelsbŭŭl (Nieuwenhagen) Een collectezakje (met belletje) aan een lange stok [kringel-, klingelsbuul?]. [N 96B (1989)] III-3-3
combinatietang combinatietang: kǫmbināsitaŋ (Nieuwenhagen) Tang waarbij de gebruiksmogelijkheden van vasthouden, buigen en knippen van metaal gecombineerd zijn. De bekken van deze tang zijn voorzien van een getand plat deel en een rond gedeelte met tanden. Het onderste gedeelte van de bekken is als zijkniptang uitgevoerd. Aan weerszijden van het scharnier van de tang bevinden zich draadknippers. Zie ook afb. 149. [N 33, 166; N 64, 47c; monogr.] II-11
commode, ladenkast commode: kamu̯at (Nieuwenhagen) commode [SGV (1914)] III-2-1
communicantje communicantje (<lat.): ee kemuunikantje (Nieuwenhagen), communiekind: e kemūniekink (Nieuwenhagen) Een communicantje. [N 96D (1989)] III-3-3
communie communie (<lat.): de communie (Nieuwenhagen), kemūūnie (Nieuwenhagen) De communie, deel van de mis waarin priester en gelovigen communiceren [kemuunie, kómmelejoeën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
communie-examen communie-examen: kemūūnie-eksāāme (Nieuwenhagen) Het communie-examen. [N 96D (1989)] III-3-3
communiebank communiebank: de kommunie-bank (Nieuwenhagen), mv:-bènk  kŏmmūūniĕbànk (Nieuwenhagen) De balustrade aan de voet van het priesterkoor, waaraan de gelovigen de communie ontvangen [communiebank?]. [N 96A (1989)] III-3-3
communieblaadje communieblaadje: kemūūnieblééëtje (Nieuwenhagen) Het blaadje dat a.s. communikanten moesten lezen, communieklok-je [kómmelejoeënsklöksje]. [N 96D (1989)] III-3-3