22389 |
de kaarten couperen |
afheven:
āfhēəvə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
delen:
dēlə (Q117p Nieuwenhagen),
geven:
gēͅəvə (Q117p Nieuwenhagen)
|
De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
mischelen (<du.):
misjələ (Q117p Nieuwenhagen),
mischen (du.):
misjə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22388 |
de kaarten steken |
steken:
sjtēͅəkə (Q117p Nieuwenhagen)
|
De kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkengang maken:
dr kirkegank māāke (Q117p Nieuwenhagen),
de kerkgang doen:
dr kirkgank doeë (Q117p Nieuwenhagen),
naar de kerk gaan:
noaə gən kirk goaə (Q117p Nieuwenhagen)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23698 |
de kerkgang uitzegenen |
uitzegenen:
ōētzééëne (Q117p Nieuwenhagen),
t oehtzeëgene (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg beden:
dr krŭŭtswèg bééëne (Q117p Nieuwenhagen),
dr krütsweëg beëne (Q117p Nieuwenhagen)
|
De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
(de voor) toeslaan:
tou̯šlǫa (Q117p Nieuwenhagen),
(de voor) toeslepen:
tou̯šlēpǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
28168 |
de lucht stuwen of blazen |
blazen:
blǭǝzǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Laura, Julia])
|
Zie de toelichting bij het lemma Luchtstroom. [N 95, 222]
II-5
|
28191 |
de luchtkokertoer verlengen |
(de) lutten aanbouwen:
dǝ lotǝ ābōwǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale])
|
De luchtkokerleiding verlengen met een of meer luchtkokers, bijvoorbeeld bij de aanleg van een nieuwe steengang of galerij. [N 95, 861]
II-5
|