20359 |
achterneef |
achterneef:
aachterneëf (Q117p Nieuwenhagen)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17651 |
achterste |
vot:
vot (Q117p Nieuwenhagen)
|
[N 10c (1961)]
III-1-1
|
32741 |
achterste keerstrook |
ovenvoorling:
ǭvǝ[voorling] (Q117p Nieuwenhagen)
|
De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5]
I-1
|
17951 |
achteruitgaan |
hinteraus (du.) gaan:
hingərōēt gaoë (Q117p Nieuwenhagen),
wijken:
wīēkə (Q117p Nieuwenhagen)
|
Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34584 |
achterwand |
stop:
štǫp (Q117p Nieuwenhagen)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17650 |
achterwerk |
bats:
batse (Q117p Nieuwenhagen)
|
[N 10c (1961)]
III-1-1
|
21139 |
achterwiel van een fiets |
hinterrad:
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
hĭngərràt (Q117p Nieuwenhagen)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23549 |
acoliet |
acoliet:
inne acoliet (Q117p Nieuwenhagen),
àkkeliĕt (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17630 |
adamsappel |
adamsappel:
adamsappel (Q117p Nieuwenhagen)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24438 |
adder |
adder:
WBD/WLD
àddər (Q117p Nieuwenhagen)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|