17685 |
ademen |
adem scheppen:
oam schuppe (Q117p Nieuwenhagen),
ademen:
aome (Q117p Nieuwenhagen),
oame (Q117p Nieuwenhagen),
ademhalen:
aomhaole (Q117p Nieuwenhagen)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (Q117p Nieuwenhagen),
oar (Q117p Nieuwenhagen)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
27573 |
administratief personeel |
dikkoppen:
dikkø̜p (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale]),
heren met de hersens:
hērǝ met dǝ hęrsǝs (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
lui met de hersens:
lȳj met dǝ hęrsǝs (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale]),
pieteberen:
pitǝbērǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale])
|
De beambten hadden op de mijn vergeleken met de arbeiders op tal van punten een bevoorrechte positie. Zij kregen tijdens ziekte geen controle van de door de kompels gehate ziekencontroleur (Dieteren 1984 pag. 67). Verder waren zij op de mijn "penningvrij", kregen meer en betere deputaatkolen en gratis mijnkleding. Op hun beurt waren de ondergrondse beambten weer bevoorrecht ten opzichte van de bovengrondse beambten. Hun salarissen lagen duidelijk hoger (Dieteren 1984 pag. 67). In het lemma komen algemene benamingen voor maar ook benamingen die meer schertsend of spottend zijn. [N 95, 979]
II-5
|
24464 |
admiraalsvlinder |
blauwoog:
bloͅuox (Q117p Nieuwenhagen)
|
admiraal of atalantavlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
23767 |
advent |
advent (<lat.):
d`r advent (Q117p Nieuwenhagen),
dər Atfént (Q117p Nieuwenhagen)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
31544 |
afbramen |
afbramen:
āf˱brāmǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het overtollig materiaal van een werkstuk verwijderen, bijvoorbeeld na het gieten of zagen. [N 64, 55b]
II-11
|
27312 |
afdalen |
afvaren:
āf˲vārǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
heraf gaan:
ǝrāf gǭǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Julia]),
naar onden gaan:
nǭǝ ōŋǝ gǭǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Zolder]),
ondergronds gaan:
ōŋǝrgrǫnts gǭǝ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Zolder])
|
Zich per lift naar het ondergrondse gedeelte van de mijn begeven. [N 95, 82; monogr.; Vwo 33; Vwo 41]
II-5
|
27728 |
afdeling |
afdeling:
afdēleŋ (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
revier:
rǝvīr (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale])
|
Het ondergronds gebied van een steenkolenmijn is ingedeeld in afdelingen. Aan het hoofd van zo''n afdeling staat een afdelingsingenieur. Deze afdelingsingenieur voert het bevel over verscheidene andere ingenieurs en geeft zijn bevelen aan het werkvolk langs zijn afdelingsopzichter om (Vanwonterghem pag. 43). [N 95, 908; Vwo 36; Vwo 285; monogr.]
II-5
|
21448 |
afdingen |
afdingen:
āāfdīngə (Q117p Nieuwenhagen),
pingelen:
pingələ (Q117p Nieuwenhagen)
|
proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
afgedraaide melk:
āfxǝdriǝdǝ melk (Q117p Nieuwenhagen)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|