e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een splits uitsmeden haren: hārǝ (Nieuwenhagen) De uiteinden van twee aaneen te voegen stukken metaal dun en spits uitsmeden om op deze wijze het aanhechtingsvlak van beide delen te vergroten. Om de in een splits uitgesmede uiteinden met elkaar te verbinden worden ze kort verhit, opgestuikt en vervolgens met hamerslagen aan elkaar gesmeed. Zie ook afb. 41. De uiteinden van wielbanden worden onder meer op deze wijze met elkaar verbonden. Zie ook het lemma "wielband". [N 64, 93b; N 66, 34b; N 33, 380] II-11
een stijl aanpunten (stijl/stijlen) aanpunten: āpøntǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Wilhelmina]) Een houten stijl aan de onderzijde voorzien van een spitse punt. Op deze wijze zal de stijl onder invloed van de dakzakking niet breken, maar aan de punt omkrullen waardoor hij korter wordt. Het woordtype "doppen" (Q 121, Q 121c) is met name van toepassing op het bijkappen van de bovenkant van stijlen. Dat gebeurde wanneer een op maat gekapte stijl bij het plaatsen iets te strak bleek te zitten. Omdat het echter gemakkelijker, maar ook verboden was om de aangepunte onderkant van de stijl te bewerken, is het begrijpelijk dat deze term ook bij het aanpunten werd gebruikt. De plaatselijke term voor "stijl" en "stempel", het object van deze handeling, vindt men in het lemma Stijl. [N 95, 325; N 95, 308; monogr.] II-5
een stuk grond enten enten: ɛntǝ (Nieuwenhagen), inenten: e-ɛntǝ (Nieuwenhagen) Enten is het bestrooien van een akker of een pas ontgonnen stuk (heide)grond met aarde van een akker waarop het te telen gewas al eerder heeft gestaan. De entaarde is van goede kwaliteit. De geënte akker wordt meer geschikt voor het te telen gewas. Meestal gaat het om stikstofbindende planten als lupine (L 270, Q 2), klaver (Q 2), lucerne (Q 187a) en serradella (L 115, 192a), in het algemeen dus vlinderbloemigen (L 163, 248, 266, 294, Q 97). Termen als enten, inenten veronderstellen "een akker", "een stuk land" e.d. als object. [N 11, 25; N 11A, 33] I-1
een veiligheidslamp aansteken aanklitsen: āklitšǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale]), aansteken: āštē̜kǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Eisden]) Een veiligheidslamp met behulp van het ontstekingsmechanisme aansteken. [N 95, 250; monogr.] II-5
een verkoudheid hebben de klets hebben: də klètsj hāān (Nieuwenhagen) Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] III-1-2
een weide scheuren akkeren: [akkeren] (Nieuwenhagen), omdoen: [omdoen] (Nieuwenhagen), schellen: [schellen] (Nieuwenhagen), stropen: [stropen] (Nieuwenhagen) Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.] I-1
een wind laten votsen: votse (Nieuwenhagen) wind laten [N 10c (1961)] III-1-1
een zandbad nemen (zich) mullen: mølǝ (Nieuwenhagen) Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12
een ziekte onder de leden hebben een krankheid onder de huid hebben: hè hat ing krankheed onger de hóéd (Nieuwenhagen), get onder de huid hebben: get oonger de hōēt hāān (Nieuwenhagen) ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)] III-1-2
eenentwintigen (kaartspel) eenentwintigen: ēnntwentegə (Nieuwenhagen) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2