20662 |
peulvruchten afhalen |
rijzen afdoen:
ra.və avdun (P117p Nieuwerkerken)
|
erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)]
III-2-3
|
20815 |
peulvruchten doppen |
peulen:
pələ (P117p Nieuwerkerken)
|
erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)]
III-2-3
|
25420 |
pezen |
pezen:
pęjzǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
[N 28, 63; Veldeke 15, 22; monogr.]
II-1
|
25421 |
pezen blootleggen |
pezen doorsnijden:
pęjzǝ dǫwrsnē̜ (P117p Nieuwerkerken)
|
Men maakt een snede achter de achillespees, waardoor deze bloot komt te liggen. Door het door de snede ontstane gat steekt men meestal een balkje, vaak voorzien van inkepingen. waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen schuiven. Zo wordt voorkomen dat het dier "dichtklapt". [N 28, 62; monogr.]
II-1
|
18806 |
piekeren |
prakkiseren:
heie zat daa altijd te praktezeeren (P117p Nieuwerkerken)
|
hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
17991 |
pijn |
pijn:
pɛ:n (P117p Nieuwerkerken)
|
pijn [RND]
III-1-2
|
33055 |
pikbinder |
zichtmachine:
zext[machine] (P117p Nieuwerkerken)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33033 |
pikkeling, zwad met een slag afgepikt |
kap:
kap (P117p Nieuwerkerken)
|
Hoeveelheid graan die men met één slag afpikt; vergelijk het lemma ''zwad, houw'' (3.1.4) in aflevering I.3. De enqu√™tes van Goossens hebben voor dit begrip niet veel opgaven opgeleverd; de vraag uit N 15, 16 levert slechts indirect materiaal op voor het begrip "pikkeling". Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf.' [A 23, 16.1a; L 48, 34.1a; Lu 1, 16.1a; Lu 2, 34.1a; monogr.; add. uit N 15, 16e; JG 1a, 1b, 1c, 2c]
I-4
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
meestal sinksen, painske wordt zelden gebruikt
painskə (P117p Nieuwerkerken),
sinksen:
sinksen (P117p Nieuwerkerken),
meestal sinksen, painske wordt zelden gebruikt
sainksə (P117p Nieuwerkerken)
|
Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
pikken:
pikken (P117p Nieuwerkerken),
meestal in het meervoud gebruikt
de pikke (P117p Nieuwerkerken)
|
Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|