19408 |
steelvormig handvat |
steel:
(zachte ei)
steil (P117p Nieuwerkerken)
|
Rechte greep waarmee b.v. een pan, kan pot, lepel, vork wordt aangepakt (steel, handvat, handsvat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
28206 |
steengruis |
assen:
asǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
Kleine stukjes steen waarmee men wegen bedekt. Voor een verklaring van het woordtype ɛbrokkeljonɛ zie men de toelichting bij het lemma ɛmokerɛ (WLD II.9, blz. 15) waarin ɛbrokkeljonɛ in verband wordt gebracht met het Franse ɛbriquallonsɛ en het Waalse ɛbricayonsɛ ø̄steenpuinø̄.' [L 24, 28a; monogr.]
I-8
|
19637 |
steenkool |
kolen:
kole (P117p Nieuwerkerken, ...
P117p Nieuwerkerken)
|
steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
21421 |
stelen |
stelen:
stieəle (P117p Nieuwerkerken)
|
stelen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
32971 |
stengel, steel |
steel:
stęi̯l (P117p Nieuwerkerken)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
34050 |
stier |
var:
vɛ̄r (P117p Nieuwerkerken)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugels:
stibø̜ygǝls (P117p Nieuwerkerken)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
34018 |
stilstaan |
hou:
hou̯ (P117p Nieuwerkerken)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
19430 |
stof afnemen |
stub afdoen:
doffe e
step afdoen (P117p Nieuwerkerken)
|
Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stofvod:
støp˃voͅt (P117p Nieuwerkerken)
|
een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|