e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwerkerken

Overzicht

Gevonden: 1691
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dons, nestveren duivelshaar: duvelshoar (Nieuwerkerken), stoppelhaar: stoppelhoar (Nieuwerkerken) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1
dood (adj. schertsend bedoeld hij heeft zijn pijp weggeworpen: znd 23, 022b;  hij heeft zijn pijp weggeworpen (Nieuwerkerken), naar het pierenland: znd 23, 022b;  naar ’t pierenland (Nieuwerkerken), naar het pieringenland: znd 23, 022b;  naar ’t pirringenland (Nieuwerkerken) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  dôed (Nieuwerkerken) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (bn.) dood: dôêt (Nieuwerkerken) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  dôed (Nieuwerkerken) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doodskist zerk: zerk (Nieuwerkerken, ... ) Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [Lk 01 (1953)] III-3-3
doof doof: hij ès zoo doof als een pot (Nieuwerkerken) hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)] III-1-1
dooien dooien: doei̯ə (Nieuwerkerken, ... ) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
dooier doren: dou̯i̯rǝ (Nieuwerkerken), dou̯rǝ (Nieuwerkerken) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopjurkje doopmanteltje: du.əpme.ntəlkə (Nieuwerkerken) doopkleed [RND] III-3-3