19345 |
dwarsdrijver |
dwarsdrijver:
wa innen dwijsdrijver (P117p Nieuwerkerken)
|
Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
21313 |
eed |
eed:
ie[ə}d (P117p Nieuwerkerken)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
weer:
eelt wordt volgens de informant nooit gebruikt.
wiere en zən haaən (P117p Nieuwerkerken)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
20505 |
een borrel drinken |
een drup drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ieən druip drainken (P117p Nieuwerkerken)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham bereiden:
ənə boi̯təram brēə (P117p Nieuwerkerken),
ənə boi̯təram brē̞ə (P117p Nieuwerkerken)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ēi̯ (P117p Nieuwerkerken),
eitje:
ēkǝ (P117p Nieuwerkerken)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
22780 |
een kring op de grond trekken |
een ring op de grond trekken:
innen reeink op de grond trékken (P117p Nieuwerkerken)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝslōǝn (P117p Nieuwerkerken)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
22809 |
een portret laten maken |
zich laten trekken:
zich laate trekke (P117p Nieuwerkerken),
zijn portret laten maken:
ze pətrait loate moake (P117p Nieuwerkerken)
|
Zijn portret laten maken (bij de fotograaf). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
32592 |
een riek mest |
flok/vlok (mest):
flǫk (P117p Nieuwerkerken)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|