e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwerkerken

Overzicht

Gevonden: 1691
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootmoeder grootmam: grôetmam (Nieuwerkerken), meetje: kindertaal  meeke (Nieuwerkerken) grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootvader bon-pa: boupoa (Nieuwerkerken), grootpa: grôetpoa (Nieuwerkerken), grootvader: grôetvader (Nieuwerkerken), grôetvoar (Nieuwerkerken) grootvader [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grote boerderij geleg: gǝliǝx (Nieuwerkerken), gǝlēx (Nieuwerkerken), winning: weneŋ (Nieuwerkerken) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grove stem ruige stem: ie[ə}n ruige stəm (Nieuwerkerken), ruwe stem: ie[ə}n ry stəm (Nieuwerkerken) grove stem [ZND 24 (1937)] III-3-1
guit, schalk guit: guit (Nieuwerkerken) guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)] III-1-4
gulden gulden: gulde (Nieuwerkerken) gulden [ZND 35 (1941)] III-3-1
gulden mis gulden mis: de gəlle mes (Nieuwerkerken), de gəlle mis (Nieuwerkerken) Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)] III-3-3
gunnen gunnen: gunne (Nieuwerkerken) Ge moet hem dat geluk gunnen [ZND 24 (1937)] III-1-4
haag haag: hǭx (Nieuwerkerken) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel spikken: zie ook ZND01, a-m en u 79, apart ingevoerd  spikken (Nieuwerkerken) haagappel, kleine steenvrucht vd haag- of meidoorn [ZND 24 (1937)] III-4-3