e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwerkerken

Overzicht

Gevonden: 1691
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huichelaar huichelaar: das innen huicheliər (Nieuwerkerken) huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)] III-1-4
huid vel: vel (Nieuwerkerken), vɛl (Nieuwerkerken) [L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)] I-11, III-1-1
huis, woning huis: heͅi̯əs (Nieuwerkerken) huis [ZND 34 (1940)] III-2-1
huisvuil huisvuil: haasvaal (Nieuwerkerken), vuil: vaoul (Nieuwerkerken) Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)] III-2-1
iemand uitschelden overgrazen: imand eiuvergroaze (Nieuwerkerken), uitschelden: wordt weinig gebruikt  uitschelden (Nieuwerkerken) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
ijken pegelen: de gewichten pegele (Nieuwerkerken) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] III-3-1
ijsnagels ijsnagels: ē̜snǭ.gǝls (Nieuwerkerken) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11
ijspegel ijspin: ijespin (Nieuwerkerken) ijskegel [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijver nuggere, een -: das inne nuggere (Nieuwerkerken) Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)] III-1-4
ijzelen het is wreed glattig: ⁄t is wriet glettig (Nieuwerkerken), rilsen: het rilst (Nieuwerkerken, ... ) ijzel [ZND 36 (1941)] || ijzelen [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)] III-4-4