34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (P117p Nieuwerkerken)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
joeng (P117p Nieuwerkerken, ...
P117p Nieuwerkerken)
|
jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)]
III-2-2
|
20334 |
jongste kind |
benjamin:
benjamin (P117p Nieuwerkerken),
scharpotje:
trefwoord volgens respondent
schijrpətsje (P117p Nieuwerkerken)
|
jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
20697 |
jus, vleesnat |
vleesnat:
vliesnoat (P117p Nieuwerkerken)
|
vleesnat, jus [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
21912 |
kaal duivenjong |
kaal jong:
kōͅljuŋk (P117p Nieuwerkerken)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
20768 |
kaantjes |
kaaitjes:
koͅikəs (P117p Nieuwerkerken)
|
kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kas (P117p Nieuwerkerken)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
19422 |
kaarsendomper |
demper:
daemper (P117p Nieuwerkerken),
kaarsendomper:
kasəndumpər (P117p Nieuwerkerken)
|
kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)] || Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaartspelen:
koͅ:t spiilə (P117p Nieuwerkerken),
/
koat spelen (P117p Nieuwerkerken)
|
kaarten [RND], [SND (2006)]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kééəs (P117p Nieuwerkerken)
|
kaas [RND]
III-2-3
|