e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

Gevonden: 3173
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofd ventilator hoofdventilator: hǫwftvɛntjilātǝr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.] II-5
hoofdaltaar altaar: eltjer (Nieuwstadt) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofdkaas hoofdvlees: meer gemalen en gelatine toegevoegd  huitvleisj (Nieuwstadt) hoofdkaas [DC 30 (1958)] III-2-3
hoofdpijn koppijn: koppien (Nieuwstadt) hoofdpijn [DC 27 (1955)] III-1-2
hoofdsteengang hoofdsteengang: hǫwfštęjngaŋk (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De belangrijkste steengang van een verdieping. De hoofdsteengang verbindt in de meeste gevallen de steengalerij met de laadplaats. [N 95, 180; monogr.] II-5
hoofdstel hoofdsel: hø̜tšǝlǝ (Nieuwstadt) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoofdstroom lofthoofdstroom: lofhǫwfštrǫwm (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]) Bij een zeer uitgestrekte mijn is het onmogelijk om met één luchtstroom alle werkpunten te ventileren. De af te leggen weg van deze stroom zou te lang en de luchtsnelheid te groot worden. Ook zou men dan wel veel maar niet overal verse lucht krijgen (Driessen pag. 45). Om deze nadelen te vermijden verdeelt men de intrekkende stroom in verschillende hoofdstromen en deze weer in deelstromen. [N 95, 212] II-5
hoogmis hoogmis: hoomes (Nieuwstadt) De hoogmis [hoeëmès, hoegmès, hómmes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
hooi hooi: hø̜i̯ (Nieuwstadt) Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s] I-3
hooi binnenhalen binnenhalen: bęnǝhǭlǝ (Nieuwstadt), inhalen: enhǫǝlǝ (Nieuwstadt) De algemene benaming voor het vervoeren van het hooi, van het veld waar het is gemaaid en gedroogd, naar de boerderij waar het zal worden opgeslagen als wintervoer. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. [N 14, 117; A 10, 17; A 16, 4b; L 38, 35; Lu 2, 34 II add.; monogr.] I-3