e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lade tafellade: tōͅfəllā (Nieuwstadt) tafella [DC 53a (1978)] III-2-1
lade in de kleermakerstafel tafella: tǭfǝllā (Nieuwstadt) De lade in de kleermakerstafel, waarin men opbergt wat nog niet wordt behandeld. Volgens de informant van Q 198 was er geen lade in de tafel. [N 59, 1b] II-7
lader lader: lājǝr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Zwartberg]) De persoon die op de laadpunten de kolen in de mijnwagens laadt door het openen en sluiten van de laadbak. Indien aanwezig, bedient hij ook de wagentrekker of de lier waarmee de wagens verplaatst kunnen worden. [N 95, 141; monogr.; Vwo 229; Vwo 236; Vwo 461; Vwo 465; Vwo 666] II-5
lage, natte zandgrond zomp: zomp (Nieuwstadt) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lam lam: lamp (Nieuwstadt) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lampekabel verbindingskabel: vǝrbeŋeŋskābǝl (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) De kabel die de verbinding vormt tussen enerzijds de accu en anderzijds de lamp die op de mijnpet of -helm van de mijnwerker is bevestigd. [N 95, 257] II-5
lampenkamer lampisterij/lampisterie: lampestǝri (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]) De ruimte waar men de mijnlampen onderhoudt en indien nodig repareert. [N 95, 241; monogr.; Vwo 467; Vwo 468] II-5
lampenpit wiek: weͅi̯k (Nieuwstadt) lampenpit [Roukens 14 (1937)] III-2-1
lampepot onderstel: øŋǝrštęl (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]) De lampepot van de veiligheidslamp, gevuld met watten. [N 95, 243; N 95, 242; N 95, 248; monogr.] II-5
lancet scherp mesje: sjerp metske (Nieuwstadt) Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim). [N 84 (1981)] III-1-2