e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opleidingsgebouw de opleiding: dǝ oplęjeŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]) Plaats waar men de aankomende mijnwerker in het vak schoolt. Met de afkorting T.W.I. wordt bedoeld "Training Works Instructions". De Bovengrondse Vakschool, de B.V.S., leidde op tot bankwerker en elektricien (Kemp pag. 35). [N 95, 24; N 95, 24 add.] II-5
opper huist: hūs (Nieuwstadt) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
opproppen leempatronen in het gat duwen: lęjmpatrōnǝ en ǝt gāt dyjǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), waterpatronen in het gat duwen: wātǝrpatrōnǝ en ǝt gāt dyjǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Een met springstof gevuld gat door middel van een waterpatroon of een van steenstof of leem gemaakte prop afsluiten. [N 95, 404; monogr.; Vwo 15; Vwo 48; Vwo 126; Vwo 177; Vwo 569; Vwo 571] II-5
oprecht goudeerlijk: goudeerlik (Nieuwstadt) alles bedoelend zoals gezegd wordt, welmenend [rechtzinnig, oprecht] [N 85 (1981)] III-1-4
oprispen rupsen: rupsje (Nieuwstadt), Ww. Er is geen specifiek substantief voorhanden.  rupsje (Nieuwstadt) Hoe noemt men een oprisping? [DC 47 (1972)] || Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] III-1-2
oprit opvaart: opvaart (Nieuwstadt) een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)] III-3-1
opscheppen opscheppen: opsjuppe (Nieuwstadt), stuiten: Van Dale: III. stuiten, (gew.) pochen, bluffen, snoeven, opsnijden.  sjtute (Nieuwstadt, ... ) het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)] || zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
opschuiven opschuiven: opsjuve (Nieuwstadt) Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)] III-1-2
optillen oplichten: opluchte (Nieuwstadt) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] III-1-2
opvangen (een) spits voortrekken: ęj špets vø̄rtrękǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), aanbouwen: ānbuwǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), voorpalen: vø̄rpø̜lǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma]) Loszittende gesteentelagen in het dak niet wegnemen, maar ondersteunen. Het woordtype "(een) spits voortrekken" (L 374, L 426, L 433, Q 15, Q 21, Q 113) duidt een manier van ondersteunen aan waarbij men een halfhout met het ene uiteinde op de bestaande ondersteuning bevestigt en onder het andere einde een stijl plaatst. [N 95, 899; N 95, 892; N 95, 367; monogr.; N 95, 575; Vwo 2; Vwo 471] II-5