e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slecht lopende wagen slecht lopende wagen: slecht lopende wagen (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) [N 95, 675] II-5
slecht mens, slechte kerel slampamperd: sjlampampert (Nieuwstadt) iemand met een slecht karakter [schoef, schobbert, ontmens, galgenaas, slechterik, schoefel] [N 85 (1981)] III-1-4
slecht weer, hondenweer geen weer: gein wéér (Nieuwstadt), hondsweer: hoe‧jnsj wae:r (Nieuwstadt), hónsj wèèr (Nieuwstadt), schouw (weer): sjoe (Nieuwstadt), sjŏĕw (Nieuwstadt), te slecht om een hond in te jagen: nog te sjleg oe:m ennen hoe:jnjd in te jaa‧ge (Nieuwstadt) ruw en regenachtig, gezegd van het weer [lobbig, schouw] [N 81 (1980)] || slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] || slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)] III-4-4
slechtgehumeurd (zijn) knoterig: knoterig (Nieuwstadt), neutelijk: neutelik (Nieuwstadt) knorrig of boos zonder dat daar een geldige reden voor is [kummelijk, grimmig, gemelijk, gaperig] [N 85 (1981)] || uit zijn humeur, brommig, knorrig [miezerig] [N 85 (1981)] III-1-4
slee slee: sleij (Nieuwstadt) Een voertuig op twee evenwijdige metalen of met metaal beslagen ribben dat glijdend wordt voortbewogen over ijs of sneeuw [slee, slet, nar]. [N 88 (1982)] III-3-2
sleedoorn slee: sjleije (Nieuwstadt) De doornachtige heester met langwerpige bladeren en harde blauwe wrange vruchten (sleedoorn, sleepruin, sleien, trekkebek, bels, slendoorn, slien, biels). [N 82 (1981)] III-4-3
sleepboot sleepboot: sjleipboot (Nieuwstadt) een kleine, zeer sterke stoom- of motorboot die andere vaartuigen op sleeptouw neemt [sleepboot, sleper, toogboot] [N 90 (1982)] III-3-1
sleepruim wilde pruim: wilj proem (Nieuwstadt) De vrucht van de sleedoorn (snijer, slien, slekerbes, wilde pruim). [N 82 (1981)] III-4-3
sleeën sleen: sleije (Nieuwstadt) Met de ijsslee rijden [narren, sleeën]. [N 88 (1982)] III-3-2
slepen schleppen: šlępǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), slepen: sjleipe (Nieuwstadt) Met de hand mijnwagens verplaatsen. [N 95, 704] || Slepen: iets zo voorttrekken dat het over of langs iets glijdt (slepen, staarten). [N 84 (1981)] II-5, III-1-2