e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slinken, minder worden minderen: mindere (Nieuwstadt) minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)] III-4-4
slip vaan: de vaan oetsteake (Nieuwstadt) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] III-1-3
slipjas slippenjas: sjluppe jas (Nieuwstadt, ... ) het jacquet-costuum [N 59 (1973)] || het jacquet-jas (slipjas, billetikker) [N 59 (1973)] III-1-3
slippen slippen: (de band) šlept (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Gezegd van een transportband. Een slippende band is gevaarlijk, omdat daardoor brand kan ontstaan (Handb. H. pag. 71). Op de vier Oranje-Nassaumijnen had men volgens de invuller uit Q 113 een afdoend middel voor een slippende transportband: men ging er met een paar man op lopen zodat hij op de rollen werd gedrukt. [N 95, 651] II-5
sloffen sloffen: sjloffe (Nieuwstadt) sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] III-1-2
slok slok: sjloek (Nieuwstadt), sjlòk (Nieuwstadt), slokje: sjlukske (Nieuwstadt) teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3
slons (slodder?) sloddervos: sjloodervos (Nieuwstadt) een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] III-1-4
slordig, verkeerd naaien knoddelen: knojǝlǝ (Nieuwstadt) [N 62, 25; MW] II-7
slot slot: šlǭt (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Onderdeel van een inschuifbare, metalen stijl. Het slot vormt de verbinding tussen de onder- en de bovenstijl en veroorzaakt, wanneer het is vastgezet, een wrijvingsweerstand die groter wordt naarmate de bovenstijl verder in de onderstijl schuift. [N 95, 310; monogr.] II-5
sluipen sluipen: sjlupe (Nieuwstadt) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] III-1-2