e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steenschop steenschup: štęjnšø̜p (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Schop, bestaande uit een vrij lange, licht gebogen steel en een kleiner blad dan dat van de kolenschop. Dit type schop heeft een kleiner blad omdat er zwaar materiaal mee moet worden geschept. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Kolenschop. [N 95, 751; N 95, 752] II-5
steenstof strooien met steenstof bestrooien: met štęjnštǭf bǝštrø̜jǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Het bestrooien van de omgeving van de boor- of schietgaten met steenstof om mijngasexplosies tegen te gaan. De steenstofbestrooiing geschiedt vóór het laden van de schietgaten. [N 95, 403] II-5
steenstof, steenmul steenstub: štęjnštø̜p (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Fijne deeltjes van het gesteente die loskomen bij het boren of instortingen. Steenstof is gevaarlijker dan kolenstof. Bij inademing kan steenstof oorzaak zijn van stoflongziekte of silicose. [N 95, 770; monogr.; N 95, 780; Vwo 161; Vwo 164; Vwo 165; Vwo 623; Vwo 625; Vwo 748] II-5
steenval steenval: štęjnval (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Af- of instorting van stenen. Bij de voorbereiding, bij het maken van vloergaten voor de galerijstijlen, bij het maken van een steengang, bij het nabreken van het dak, steeds moest men beducht zijn voor steenval. Door het bekloppen van het dak en de wanden van een gang kon men constateren waar de zwakke plekken zaten. Dan kon men maatregelen nemen. [N 95, 887] II-5
steenwerk steenwerk: štęjnwɛrk (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), štęjwɛrk (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Alle werken die in het gesteente, dus buiten de steenkoollagen, worden aangelegd. Daartoe behoren onder meer het delven van schachten, het drijven van steengangen, het maken van tussenschachten, op- en neerbraken en diverse ondergrondse ruimten als pompenkamers (Handboek H pag. 99). [N 95, 792; monogr.] II-5
steile pijler steile wand: štīlǝ wanjtj (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Pijler met een hellingspercentage tussen 35 en 90 graden. [N 95, 286; monogr.] II-5
stekelbaars stekelbaars: sjtekelbaars (Nieuwstadt) Hoe noemt u de stekelbaars: een vis die in de winter naar zee trekt en in het voorjaar terugkomt naar zoet water om zich voort te planten. Hij heeft geen schubben maar beschermende plaatjes. Op de rug komen drie stekels voor, op de buik twee. Het mannetje [N 83 (1981)] III-4-2
stelpen van bloed stelpen: stulpe (Nieuwstadt) Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)] III-1-2
stelt stelt: sjteltje (Nieuwstadt) Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)] III-3-2
stemmen stemmen: sjtūmme (Nieuwstadt) zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)] III-3-1