e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

Gevonden: 3173
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bussel uitgedorst stro bos: buš (Nieuwstadt), bussel: bø̜sǝl (Nieuwstadt) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buur nabuur: naober (Nieuwstadt) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurman nabuur: naober (Nieuwstadt) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurt nabuurschap: naobersjap (Nieuwstadt) het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten de avond korten: d⁄n oavend korte (Nieuwstadt) de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] III-3-1
calèche -> tilbury (wld i.13) tilbury (eng.): tilberie (Nieuwstadt) een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)] III-3-1
canonborden canonborden: canonborde (Nieuwstadt) De canonborden op het altaar. [N 96B (1989)] III-3-3
carambole carambole (fr.): karambol (Nieuwstadt) Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)] III-3-2
carnavalsoptocht vastelavondsoptocht: vastelaovesoptoch (Nieuwstadt) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] III-3-2
ceintuur bandje: bendje (Nieuwstadt), riem: reim (Nieuwstadt) Hoe noemt U: een ceintuur (band, sjerp?) [N 62 (1973)] III-1-3