e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L433p plaats=Nieuwstadt

Overzicht

Gevonden: 3173
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heiligenbeeld beeld: beelde (Nieuwstadt), heiligenbeeld: heilligebeeld (Nieuwstadt) De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] || Een beeld van een heilige, gemaakt van hout, aardewerk, gips e.d. [N 96B (1989)] III-3-3
heiligenmedaille medaille (<fr.): medaaje (Nieuwstadt) Een rond of ovaalvormig lichtmetalen plaatje waarop Jezus of een heilige is afgebeeld [medalje, medallie, medallieje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
heiligenprentje prentje: prentje (Nieuwstadt) Een heiligenprentje, santje, ter opwekking van de devotie. [N 96B (1989)] III-3-3
heizode heilap: hęi̯lap (Nieuwstadt) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] I-8
helling helling: hɛleŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Hellende mijngang, vaak voor mechanisch vervoer. Het woordtype "grâle" wordt in de mijn van Beringen gebruikt voor een hellende gang die gaat van een grote dwarsgang naar een pijler die lager ligt. [N 95, 517; monogr.; N 95, add.; Vwo 344; Vwo 367] II-5
helling van een koollaag helling: hɛleŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]) De hoek die een koollaag maakt met het horizontale vlak. Deze hoek, de hellingshoek, kan 0 tot 90 graden bedragen. Naar gelang de hellingshoek onderscheidt men vlak liggende, halfsteile en steile lagen. Het overgrote deel der koollagen in Zuid-Limburg (Ned.) ligt onder een flauwe helling. Soms komen daar halfsteile en steile hellingen voor (Driessen, pag. 8). [N 95, 519; monogr.] II-5
hemd hemd: hømǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]) Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.] II-5
hen met kuikens broek: bruk (Nieuwstadt), brok: brok (Nieuwstadt) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
herdershond schepershond: šēpǝrshūnjtj (Nieuwstadt) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herenfiets herenfiets: here(n)fits (Nieuwstadt), herefits (Nieuwstadt) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1