17848 |
naar huis gaan |
heimwaarts gaan:
heivis gàun (L433p Nieuwstadt)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
23725 |
nabidden |
nabeden:
noabea (L433p Nieuwstadt)
|
Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21816 |
nabootsen |
nadoen:
naodoon (L433p Nieuwstadt)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
27460 |
nabreken |
nabreken:
nǭbrē̜kǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Gesteente uit het dak en eventueel uit de wanden wegnemen om op deze wijze toegedrukte galerijen en steengangen weer te verruimen. [N 95, 903; N 95, 390; N 95, 384; monogr.; Vwo 216; Vwo 537]
II-5
|
21843 |
nachtbraken |
nachtbraken:
nachbrake (L433p Nieuwstadt)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
27264 |
nachtdienst |
nachtschicht:
naxtšext (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Eisden])
|
De dienst van 10 uur ''s avonds tot ''s anderendaags 6 uur in de morgen (Vanwonterghem pag.160, Defoin pag. 211). Volgens de informant van Q 15 kende de nachtdienst een vierkante penning. Het woordtype "televisieschicht" duidt volgens dezelfde invuller op het feit dat, wanneer deze dienst begon, het t.v.-programma was afgelopen. Ze begon twee uur later dan de normale nachtdienst en werd vooral gevuld met roofwerkzaamheden. Zie verder ook de toelichting bij het lemma Controlepenning. [N 95, 118; monogr.; Vwo 539; Vwo 540]
II-5
|
24394 |
nachtvlinder |
nachtvlinder:
nag-vlinder (L433p Nieuwstadt)
|
nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18937 |
nadeel |
scha:
(= sja).
scha (L433p Nieuwstadt)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (L433p Nieuwstadt)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25124 |
natte sneeuw |
natte sneeuw:
nate sjnee (L433p Nieuwstadt)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|