27891 |
ondersteunen |
bouwen:
buwǝn (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei]),
bouwen zetten:
byj zętǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma]),
stijlen zetten:
štīlǝn zętǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Houten of metalen ondersteuningen plaatsen. In de mijnen van Waterschei en Winterslag maakt men volgens de invuller uit Q 3 een verschil tussen "kaders zetten" en "stempels en belen bouwen". Met de eerste woordgroep duidt men het ondersteunen in galerijen aan, met de tweede het ondersteunen in pijlers. Het woordtype "apôyeren" wordt met name gebruikt in de mijnen van Beringen, Winterslag, Zolder, Houthalen en Waterschei (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 291; N 95, 321; N 95, 289; N 95, 575; monogr.; Vwo 63; Vwo 151; Vwo 560; Vwo 759; Vwo 808]
II-5
|
27895 |
ondersteuning |
bouw:
buw (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Ondersteuningselement voor mijngangen, bestaande uit een raamwerk van twee of meer houten of metalen palen of balken. Het woordtype "kader" is volgens de invuller uit Q 3 van toepassing op een ondersteuning voor een galerij. In een pijler daarentegen worden "stempels" en "belen" gebruikt. [N 95, 317; N 95, 290; monogr.; Vwo 152; Vwo 154; Vwo 164; Vwo 402; Vwo 561; Vwo 761]
II-5
|
27903 |
ondersteuning, betimmering van een mijngang |
bekleding van een gang:
bǝklęjeŋ van ęjnǝ gaŋk (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Wilhelmina])
|
Algemene benaming voor de ondersteuningen als geheel van een ondergrondse ruimte. [N 95, 289; monogr.]
II-5
|
27921 |
ondersteuningen vastslaan |
(het bouwwerk) aankloppen:
ānklopǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Ondersteuningen vastslaan. Volgens een respondent uit Q 121 was er aan de hand van het al dan niet goede geluid daarbij controle op de sterkte van de stijl mogelijk. Invullers uit Q 121 en Q 121c merken op dat de stijl in zo''n geval bromde. [N 95, 354; monogr.; N 95, 370]
II-5
|
21282 |
onderwijzer |
meester:
meister (L433p Nieuwstadt)
|
onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21428 |
onderwijzeres |
juffrouw:
juffrouw (L433p Nieuwstadt)
|
een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28063 |
onderzaagmachine |
onderzeegmachine:
øŋǝrzę̄xmǝšin (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Laura, Julia])
|
Werktuig waarmee horizontale kerven worden gemaakt aan de onderzijde van de koollaag. Zie de semantische toelichting bij het lemma Onderzagen. [N 95, 531; monogr.; Vwo 359; Vwo 557]
II-5
|
21719 |
onderzoek |
onderzoek:
ongerzuik (L433p Nieuwstadt)
|
alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18947 |
ondeugend, stout |
ondeugend:
ondeugend (L433p Nieuwstadt)
|
stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32696 |
ondiep |
dreeg:
dręi̯x (L433p Nieuwstadt)
|
De in dit lemma genoemde termen voor ondiep (kunnen) worden gebruikt in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Vaak kent men voor het verrichten van ondiep ploegwerk een speciale term. Zie daarvoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 39 + 42a + 43 + 44 + 45 + 47; N 11A, 107b + 110a + b; N P, 12; A 20, 1c; Lu 1, 1c; A 23, 1c; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.]
I-1
|