e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheen scheen: sjeen (Nieuwstadt) scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
scheenbeschermer scheenbeschermer: šēnbǝšɛrmǝr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Bescherming voor het scheenbeen. Het dragen van deze beenkappen kan worden voorgeschreven in dikke lagen, in steile pijlers, bij het werken aan steendammen en bij het nabreken. [N 95, 885] II-5
scheepje voor de wierook scheepje: sjeepke (Nieuwstadt) Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
scheerapparaat scheerapparaat: elektrisj sjearapperaat (Nieuwstadt), zich elektrisch scheren (ww.): ich sjear mich lever elektrisj (Nieuwstadt) Electrisch scheerapparaat [DC 64 (1989)] || Ik scheer me niet meer nat, ik neem liever ... (het electrisch scheerapparaat). [DC 64 (1989)] III-1-3
scheermes scheermes: sjēērmets (Nieuwstadt) een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)] III-1-3
schelden, schimpen schelden: schelje (Nieuwstadt) schelden [DC 47 (1972)] III-1-4
schelm rekel: rēkel (Nieuwstadt), schelm: sjelm (Nieuwstadt, ... ) een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] || schelm [DC 11] III-1-4
schenkel bout: bout (Nieuwstadt), schenk: sjenk (Nieuwstadt) schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] III-2-3
scheppen scheppen: šø̜pǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Stenen of kolen met de schop laden. [N 95, 503; N 95, 501; N 95, 202; monogr.; Vwo 682; Vwo 768] II-5
scherp de waarheid zeggen bescheid zeggen: besjeit zegge (Nieuwstadt) iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)] III-3-1