18138 |
bloeduitstorting |
blauwe plek:
Of "blaw plekke".
blauwe plekken (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt u de geelachtig blauwe plekken op de huid, die een gevolg zijn van slaan, stoten of vallen? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloutwoosj (L433p Nieuwstadt)
|
bloedworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
echel:
hechel (L433p Nieuwstadt)
|
bloedzuiger [DC 30 (1958)]
III-4-2
|
24649 |
bloemknop |
knop (mv.):
knöp (L433p Nieuwstadt)
|
De knop waaruit een bloem groeit (bot, bloembot, bloemknop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19646 |
bloemperk |
bloemenhof:
bloumehaof (L433p Nieuwstadt),
bloemenhofje:
bloumehöfke (L433p Nieuwstadt),
hofje:
höfke (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt u het afgeperkt deel van een tuin met bloemen? [N 104 (2000)]
III-2-1
|
27722 |
blustoren |
blustoren:
blø̜štōrǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Julia])
|
Torenvormig gebouw waarin de cokes met water wordt afgekoeld. [N 95, 110]
II-5
|
27721 |
bluswagen |
bluswagen:
blø̜šwāgǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Wilhelmina])
|
Voertuig waarmee de hete cokes van de oven naar de blustoren wordt vervoerd. [N 95, 111]
II-5
|
17881 |
bluts |
bluts:
blutsj (L433p Nieuwstadt),
dompel:
dumpel (L433p Nieuwstadt)
|
Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17882 |
blutsen |
blutsen:
blutsje (L433p Nieuwstadt)
|
Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33507 |
blutsen, van een appel |
blutsen:
blutsje (L433p Nieuwstadt)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
I-7
|