22672 |
trompet |
treut:
treut (L433p Nieuwstadt)
|
Het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18857 |
troosten; troost |
troosten:
treuste (L433p Nieuwstadt)
|
het schenken van bemoediging en verzachting bij smart, of droefheid [troost, konsolatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33595 |
tros vruchten |
trossel:
trüssel (L433p Nieuwstadt)
|
Een tros van twee of meer vruchten (resel, rist, tros, klis, trobbel, trossel, troppel, ritsel, bak, trochel). [N 82 (1981)]
I-7
|
19317 |
trots |
groots:
greutsj (L433p Nieuwstadt)
|
vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen [groots, fier, trots, heel, freet, moedig, moetig,glorieus] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20384 |
trouwen |
trouwen:
trouwe (L433p Nieuwstadt)
|
door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18169 |
trui |
stoep:
[sic]
sjtub (L433p Nieuwstadt)
|
Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)]
III-1-3
|
18083 |
tuberculose |
tering:
tering (L433p Nieuwstadt)
|
Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34295 |
tuiertouw, tuierketting |
spantouw:
špantǫu̯ (L433p Nieuwstadt)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
27959 |
tunnelondersteuning |
tunnelbouw:
tønǝlbuw (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Ondersteuning, bestaande uit twee ongeveer 4 m lange stijlen waarvan de bovenste helft gebogen is met een straal van 1.50 m. De gebogen einden van de stijlen worden met een paar zware lasplaten en bouten aan elkaar verbonden. De tunnelondersteuning wordt toegepast op plaatsen waar de gewone jukondersteuning niet toereikend is. [N 95, 342]
II-5
|
28940 |
tussenbeenlengte - bij broeken |
schredelengte:
šretlęŋtǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b]
II-7
|