28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) vamen:
dǝ n ̇ǭlj vɛ̄.mǝ (L433p Nieuwstadt),
vamen:
vē̜mǝ (L433p Nieuwstadt),
vęjmǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
18949 |
vagebond |
vagebond:
vagebondj (L433p Nieuwstadt)
|
een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27567 |
vakbond |
bond:
bonjtj (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Vereniging van werknemers. Men kende een katholieke en een socialistische vakbond. [N 95, 982; N 95, 982 add.]
II-5
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foetele (L433p Nieuwstadt)
|
Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
29067 |
vals splitje |
valse split:
valš šplet (L433p Nieuwstadt)
|
Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b]
II-7
|
29036 |
valse glans |
glans:
glans (L433p Nieuwstadt)
|
Valse glans, door persen ontstaan. [N 59, 80b]
II-7
|
29107 |
valse plooi |
fronsel:
fronjtjsǝl (L433p Nieuwstadt)
|
Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW]
II-7
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
foeteleer (L433p Nieuwstadt)
|
Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28034 |
van boven naar beneden kool delven |
van boven naar onder afbouwen:
van bǭvǝ nǭ øŋǝr āfbuwǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Eisden])
|
Doorgaans geeft men de voorkeur aan het werken van onder naar boven in een koollaag, omdat dan o.a. het scheppen van de kolen het gemakkelijkst is. Alleen wanneer men daardoor gunstiger ten opzichte van de splijtvlakken komt te zitten of wanneer de helling van de koollaag groter is dan 25 graden, zal men in dalende richting of van boven naar beneden werken (Driessen pag. 158). Dit gebeurt ook, volgens de informant van Q 113, als de laag zeer dik is. [N 95, 520]
II-5
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L433p Nieuwstadt)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|