20503 |
veel drinken |
zauwelen:
zuijelen (L433p Nieuwstadt),
zuipen:
zōēpə (L433p Nieuwstadt)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18547 |
veel te wijde broek |
wijde boks:
wiej boks (L433p Nieuwstadt)
|
een veel te wijde broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20497 |
veelvraat |
buizerd:
buizert (L433p Nieuwstadt),
vreetzak:
vrèètzak (L433p Nieuwstadt),
vrèètzàk (L433p Nieuwstadt)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24262 |
veer |
veer:
vëre (L433p Nieuwstadt)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
21182 |
veerpont |
veer:
vaer (L433p Nieuwstadt)
|
het vaartuig dat dient om voertuigen, personen enz. over een rivier te voeren [pont, veer, pomp, overzet, overzetter, overlaat, vlot] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23659 |
veertigurengebed |
veertigurengebed:
40 oerengebed (L433p Nieuwstadt)
|
Het veertigurengebed: de drie dagen = veertig uur durende aanbidding van het uitgestelde Allerheiligste, gehouden b.v. tijdens de carnavalsdagen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27541 |
veiligheidskleding |
veiligheidskleding:
vęjlexhęjtsklęjeŋ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Veiligheid is een sleutelwoord in de mijnen. Wilhelminaar men zich ook bevindt, bij alles wat men doet, bij alle voorwerpen die men in handen neemt, steeds moet men de veiligheid in acht nemen. Voor de aanvang van de dienst als men zich verkleed heeft, moet men nagaan of de kleding in orde is en of de nodige beschermingsmiddelen aanwezig zijn en of ze in goede staat verkeren. Het is verboden om ondergronds met ontbloot bovenlichaam te werken (MBK V pag.143). Goede kleding beschermt de mensen tegen de wisselende temperatuur. Loshangende en gescheurde kleding vergroot de kans op ongelukken. [N 95, 881]
II-5
|
28220 |
veiligheidslamp |
benzineveiligsheidlamp:
bɛnzīnvęjlexshęjtjlamp (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Eisden]),
potlamp:
potlamp (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Benzinemijnlamp, werd vroeger gebruikt voor de verlichting ondergronds. Tegenwoordig dient hij om te controleren of er mijngas op het werkpunt aanwezig is. De benzinelamp berust op de ontdekking van de Engelse natuurkundige Davy. Deze stelde vast, dat een gasvlam niet door een stuk fijn gaas sloeg, wanneer hij dit gaas boven de vlam hield; zelfs niet wanneer er mijngas boven dit gaas aanwezig was. Een benzinelamp kan dus tijdelijk in een mengsel van lucht en mijngas branden, zonder dat dit mengsel ontstoken wordt (Handb. H. pag. 17). Op de mijn Maurits maakten volgens de invuller uit Q 15 de schiethouwer en de meesterhouwer gebruik van de veiligheidslamp, terwijl de dienstdoende opzichter in het bezit was van een koperen veiligheidslamp (zie het lemma Koperen Mijnlamp). [N 95, 242; N 95, 263; monogr.; Vwo 112; Vwo 717]
II-5
|
28086 |
veiligheidspal van de stijlentrekker |
vergrendelaar:
vǝrgrɛndǝlę̄r (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De veiligheidspal verhindert dat het huis kan terugschieten wanneer met de stijlentrekker gewerkt wordt. [N 95, 594]
II-5
|
28885 |
veiligheidsspeld |
sluitspang:
šlūtspaŋ (L433p Nieuwstadt)
|
Speld waarvan de punt in een dopje of haakje sluit, zodat men zich daaraan niet kan prikken en zij niet kan losgaan. [N 62, 50b; MW; monogr.]
II-7
|