e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
viool viool: fiool (Nieuwstadt) Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] III-3-2
vishengel visgarde: vøͅsjgērt (Nieuwstadt) Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] III-3-2
vlaaischotel vlaschotel: vlaa‧sjoo‧tel (Nieuwstadt) schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)] III-2-1
vlaams vlaams: vlaams (Nieuwstadt) Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)] III-3-1
vlaamse gaai markolf: merköf (Nieuwstadt) Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] III-4-1
vlak stuk in een pijler vlak stuk: vlāk štøk (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) [N 95, 287; monogr.] II-5
vlakke pijler vlakke pijler: vlākǝ pęjlǝr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Pijler met een hellingspercentage tussen 0 en 20 graden. [N 95, 284; monogr.; N 95, 287] II-5
vlaktex vlak stuk land: ⁄n vlaak stuk landj (Nieuwstadt), vlakte: vlàktə (Nieuwstadt) vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
vlechten vlechten: vlechte (Nieuwstadt) lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] III-1-1
vleermuis vleermuis: vlèrmoes (Nieuwstadt) vleermuis [DC 40 (1965)] III-4-2