19257 |
zich zeer slecht gedragen |
de beest uithangen:
de bees oethange (L433p Nieuwstadt)
|
zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33038 |
zicht |
zicht:
zex (L433p Nieuwstadt)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krenkelijk (L433p Nieuwstadt)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
27654 |
ziekteverzuim |
krankenverzuim:
kraŋkǝvǝrzūm (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Eisden, Zwartberg])
|
Dag of periode waarop men door ziekte niet werkt. [N 95, 918; N 95, 918 add.; monogr.]
II-5
|
23617 |
zielboek |
dodenlijst:
dodelies (L433p Nieuwstadt)
|
Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23427 |
zijaltaar |
zijaltaar:
zie-eltjer (L433p Nieuwstadt)
|
In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17644 |
zijde |
zij:
pie‧n in de zie:j (L433p Nieuwstadt),
ziej (L433p Nieuwstadt)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
III-1-1
|
27970 |
zijdelingse druk |
druk op de zijwanden:
drø̜k op dǝ zīwɛnj (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei]),
druk vanuit de zijwanden:
drø̜k vanūt dǝ ziwɛnj (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Zijdelingse druk op de wanden van een mijngang. [N 95, 386; N 95, 387; N 95, 845; monogr.]
II-5
|
34580 |
zijladder |
ledders:
lø̜dǝrs (L433p Nieuwstadt)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
ledders:
lø̜dǝrs (L433p Nieuwstadt)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|