e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwstadt

Overzicht

Gevonden: 3173
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braambes bramelen: braomel (Nieuwstadt), broamel (Nieuwstadt, ... ) braambes [DC 13 (1945)], [Roukens 03 (1937)] III-4-3
braambessen bramelen: brǭmǝlǝ (Nieuwstadt) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper garenmus: garemösj (Nieuwstadt) Hoe heet de braamsluiper? [DC 06 (1938)] III-4-1
braamstruik bramelen: broamel (Nieuwstadt), bramen: breem (Nieuwstadt) braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
brak, vals dak brak: brak (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Slappe leisteenbank in het dak die dreigt in te storten. [N 95, 576; N 95, 898; N 95, 899; monogr. Vwo 188; Vwo 194; Vwo 670; Vwo 711; Vwo 810; div.] II-5
brandblaar brandblaar: brandjblaor (Nieuwstadt) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2
brandewijn franse: franse (Nieuwstadt), frànsə (Nieuwstadt) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandhout vonkelhout: funkelhout (Nieuwstadt) Hoe noemt u het brandhout voor de kachel? (brandhout, stoofhout, kapittelhout) [N 104 (2000)] III-2-1
brandkast in de sacristie brandkast: brandjkas (Nieuwstadt) De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3
brandmuur tussen woonhuis en stal muur van de schuur: mōr van dǝ šȳr (Nieuwstadt), muur van de stal: mōr van dǝ štal (Nieuwstadt) De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b] I-6