28902 |
broekenplank |
persplank:
pē̜jšplaŋk (L433p Nieuwstadt)
|
De broekenplank is de strijkplank die bij het openpersen van de broeksnaden in de broekspijp gestoken wordt. Deze plank heeft volgens de informant van L 416 de lengte van de broekspijp. De informanten van Q 17, Q 165 en Q 198 noemen zowel de plank waarmee zij de broekspijpen persen als de plank waarmee zij de mouwnaden persen mouw(e)plank(je) of mouwenhout. Zie ook de lemmata ɛpersplankɛ en ɛmouwplankɛ. Zie afb. 15.' [N 59, 19c]
II-7
|
18423 |
broekspijp |
bokspijp:
bokspiepe (L433p Nieuwstadt),
pijp:
piep (L433p Nieuwstadt)
|
de pijpen van de broek [N 59 (1973)] || Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
vottentas:
vottetesj (L433p Nieuwstadt)
|
de achterzak [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
zijtas:
zietesj (L433p Nieuwstadt)
|
de broekzak opzij [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18550 |
broekzak voor |
steektas:
stēēktesj (L433p Nieuwstadt)
|
zakken voor in broek, i.p.v. opzij (steekzak?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
bràur (L433p Nieuwstadt)
|
broer [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
22586 |
bromtol |
huildok:
huuldok (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
24948 |
bron |
bron:
brón (L433p Nieuwstadt),
kwel:
kwel (L433p Nieuwstadt)
|
bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20769 |
brood |
brood:
brood (L433p Nieuwstadt)
|
brood [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
ei bruu‧dje (L433p Nieuwstadt)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|