28179 |
deelstroom |
loftdeelstroom:
lofdęjlštrǫwm (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
De verdeling van de luchtstroom in hoofdstromen en deelstromen begint reeds in de schacht bij de diverse verdiepingen en wordt voortgezet bij de splitsingen van steengangen, bij opbraken, enz. Nadat deze kleinere luchtstromen één of meer werkpunten geventileerd hebben, verenigen ze zich weer tot één uittrekkende stroom (Driessen pag. 45). Zie ook de toelichtingen bij de lemmata Hoofdstroom en Luchtstroom. [N 95, 213]
II-5
|
18910 |
degelijk |
degelijk:
degelijk (L433p Nieuwstadt)
|
degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24407 |
dekken |
dekken:
dekke (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34253 |
deksel van de karnton |
schijf:
šīf (L433p Nieuwstadt)
|
Deksel met een opening voor de karnstaf. [A 7, 21; JG 1a, 1b; Ge 22, 38; N 12, add.]
I-11
|
27750 |
dekterrein |
dekterrein:
dekterrein (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Zwartberg])
|
Het pakket van lagen dat bestaat uit in het algemeen niet verharde grondsoorten zoals grind, klei en zand en dat zich bevindt tussen de aardoppervlakte en het carboongesteente. [N 95, 168; monogr.]
II-5
|
24526 |
den |
den:
den (L433p Nieuwstadt)
|
De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20597 |
desemen |
desemen:
deiseme (L433p Nieuwstadt),
dijsəmə (L433p Nieuwstadt)
|
desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19167 |
deugniet |
deugeniet:
deugeneit (L433p Nieuwstadt, ...
L433p Nieuwstadt,
L433p Nieuwstadt),
kwajong:
kaojüng (L433p Nieuwstadt)
|
deugniet [DC 11 (1942)] || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)] || stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21493 |
deurwaarder |
deurwaarder:
deurwaarder (L433p Nieuwstadt)
|
de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18035 |
diarree |
schijt:
sjiet (L433p Nieuwstadt)
|
Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)]
III-1-2
|